DE MAGIËR – CONNOR GRANT (2)

DE MAGIËR – CONNOR GRANT (2)

‘De magiër’ is het tweede deel van de Arcana-reeks, de bloedstollende thrillerserie met Connor Grant in de hoofdrol. 

Connor Grant heeft de verwarrende tijd in Alttown achter zich gelaten. Eindelijk lijkt alles mee te zitten, tot hij een opdracht krijgt van zijn oom: Sinclair is ernstig ziek en slikt noodgedwongen experimentele medicijnen van Astraeus. Als de productie stopt, is Sinclair ten einde raad. Grant biedt zijn hulp aan en voor hij beseft waarin hij zich begeeft, is hij getuige van een moordaanslag op een medewerker van Astraeus. Grant vreest voor zijn veiligheid. Noodgedwongen keert hij terug naar Alttown, de afgelegen plek in de bergen, waar op dat moment een mysterieus rabiës virus alles in zijn grip houdt. Door de reeks onverklaarbare, sinistere gebeurtenissen die hem blijven achtervolgen groeit er bij Grant een huiveringwekkend vermoeden, dat zijn werkelijkheid voorgoed op zijn kop zet…

* De magiër / Lydia Albadoro / ISBN: 9789083042435 / NUR: 332 / verschijnt 11 november 2021 *

DE MAGIËR IS HET TWEEDE DEEL IN DE ARCANA-REEKS MET CONNOR GRANT IN DE HOOFDROL

De magiër is de nieuwe thriller van Lydia Albadoro. Ontdek de bijzondere wereld van Connor Grant en lees alvast achtergronden en het eerste hoofdstuk!

Het nieuwste boek van Lydia Albadoro heet De magiër. Deze thriller is het tweede deel van de Arcana-reeks, de bloedstollende thrillerserie met Connor Grant in de hoofdrol. Het verhaal speelt zich voor een groot deel af in Alttown. Een mijnstadje in Boulder Country; afgesloten van de moderne wereld, en waar de dorpelingen leven als mormonen.

Drie en een half jaar na de verdwijning van Riley

Connor Grant zat in de ziekenhuiskamer van Denver Health. Hij wreef over zijn roomwitte arm toen het gips was weggeslepen. Zijn haren plakten als een zwarte stoflaag tegen zijn huid. Opgelucht bewoog hij stuk voor stuk zijn vingers en daarna geleidelijk zijn pols.
‘Ho, ho. Rustig aan,’ lachte de grijsharige man in wit vanonder zijn getrimde baard. Hij haalde de bril van zijn neus en rolde zijn stoel terug achter zijn beeldscherm. Toetste iets in op zijn toetsenbord terwijl Grant door het ziekenhuisraam uitkeek over Denvers skyline, waar de grijze lucht gevangen leek te zitten achter de witte bergtoppen van de Rocky Mountains. Torenhoge wolkenkrabbers scheidden de stad als een bastion van de ongetemde wildheid van de natuur verderop. Hij staarde dromerig in de verte, naar de donkere horizon en de grillige bergpieken.
‘Eh, Connor? Voor de zekerheid maken we graag een afspraak voor een foto, maar het ziet er op het eerste gezicht allemaal erg goed uit. Kan je alles bewegen?’
‘Ja. Alleen het voelt raar. Slap. Mijn kracht is weg.’
De man bromde instemmend. ‘Dat is logisch. Maak je niet druk, dat komt allemaal terug. De breuken zijn geheeld, en je zult er steeds minder van merken. Ik zie geen aanleiding voor complicaties en ik ontsla je dan ook uit het ziekenhuis. Trouwens, voordat je gaat, ik zal meteen nieuwe medicijnen voorschrijven. Ik zie dat je er bijna doorheen bent.’
‘Fijn. Bedankt, dokter.’
De man stond op en voor het eerst sinds weken kon Grant iemand de hand schudden, ook al was het een slap handje. Het voelde fijn dat het gips eraf was en dat hij eindelijk terug kon naar het gewone leven.
‘Maak je nog een vervolgafspraak voor controle over een paar weken?’
‘Natuurlijk,’ loog Grant.
Opgewekt liep hij de dokterskamer uit, de gang door van het kolossale ziekenhuis. Hij liep langs de receptie, knikte vriendelijk naar de vrouw met het korte vlotte kapsel achter de balie, en spoedde zich zo snel zijn benen hem konden dragen naar de uitgang. Zodra hij de draaideur door was, dwarrelde sneeuw over hem heen. Even sloot hij zijn ogen en haalde diep en opgelucht adem.
‘Connor?’ hoorde hij, toen hij een stap over de drempel van het ziekenhuis had gezet.
Hij draaide zich naar de jonge vrouw, en met een schok realiseerde hij zich wie hem indringend aankeek.
Leyla Rivers.
Ze had nog steeds van die bijzondere kattenogen; gifgroen. Haar lange, blonde haar viel losjes langs haar smalle gezicht.
‘Verrader!’ was het eerste dat er uit Grants mond kwam. Hij voelde de knoop rond zijn maag groeien, ook al waren er vreemde kriebels in zijn onderbuik toen ze dicht naar hem toe boog en in zijn oor fluisterde: ‘Altijd leuk om je weer te zien, Connor.’
Hij humde wat.
Ze glimlachte vriendelijk en streek door haar lange haren. ‘Luister. Het was nooit persoonlijk.’
Grant bromde.
‘Nee echt, het was niet persoonlijk. Ik ben actrice en Sinclair, je oom, had me ingehuurd. Ik hoorde van hem dat onze interventie gelukt is?’
Grant klemde zijn kaken op elkaar.
‘Ik bedoel, dat je van je alcoholprobleem verlost bent. Toch?’
‘Ja.’
‘Sorry. Misschien ben ik te opdringerig en mag ik je er niet naar vragen.’ Ze likte langs haar lippen.
‘Geen probleem,’ zei Grant onhandig. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden. Er was iets in de manier waarop ze bewoog, als een roofdier, en ze stond veel te dichtbij. Haar warmte en bloemachtige vanilleparfum maakten hem duizelig.
‘Eigenlijk bemoei ik me liever niet met de opdrachten. Ik speel mijn rol en dat is het. Ik wilde alleen zeggen dat je oom echt om je moet geven, want deze interventie was niet goedkoop.’
Connor haalde diep adem en ontspande zijn kaakspieren. ‘Weet je, Leyla, ik ben blij dat het achter de rug is allemaal. En ja, het heeft geholpen, want ik ben van mijn probleem af en het gaat goed met me.’
‘Fijn. En ik wil je nog zeggen…’
‘Wat?’
Ze kwam weer net te ver voorover, tot vlak bij zijn nek. ‘Normaal slaap ik niet met mijn cliënten.’
Grant stapte naar achteren.
‘Echt niet. Ze betalen me voor een dienst, niet om met ze te slapen. Dat was vrijwillig en ik eh… ik denk daar nog weleens aan.’
‘Wat wil je, Leyla? Of hoe je ook echt heet.’
‘Het spijt me dat ik niet eerlijk tegen je was. Voor mij was het een opdracht, een opdracht die goed verdiende. Ik kom niet zo gemakkelijk aan een hoofdrol in een blockbuster, dus verhuur ik mezelf als animator, of actrice. Veroordeel me niet, Connor. Het was echt niet persoonlijk. Ik moet mijn flatje in Denver betalen.’
‘Het voelde wel persoonlijk.’
Ze knikte. ‘Dat was omdat ik het wilde. Vergeef je me?’
Zijn hartslag liep op en hij voelde de ader in zijn nek tekeergaan. ‘Eigenlijk ben ik je dankbaar, dus ja, het is je vergeven.’
Ze stak haar armen uit en voor hij er erg in had drukte ze zich dicht tegen hem aan en plantte een kus op zijn wang. Zijn ademhaling ging als vanzelf sneller en hij moest zich inhouden om haar niet steviger vast te houden. Ze liet los en keek op haar polshorloge. ‘Zo laat alweer? Jammer, ik had nog veel langer met je willen praten.’
‘Ik ook.’ Grant keek peinzend naar zijn smartwatch. ‘Bijna twaalf uur, ik heb nu wel tijd.’
Leyla glimlachte haar tanden bloot. ‘Lijkt me leuk om bij te praten. Maar ik heb zo een afspraak.’ Ze wees naar het ziekenhuis.
‘O?’
‘Niets ergs, hoor. Ik moet bloedprikken. Waarschijnlijk last van bloedarmoede, dat willen ze onderzoeken.’
‘Gelukkig. Spreken we anders tegen het eind van de middag af? Rond etenstijd?’
‘Gezellig!’
‘In het Sheraton Hotel, of woon je daar niet meer?’
Ze kreeg een blos op haar wangen. ‘Yard House, de bistro naast het Sheraton lijkt me prima, Connor.’
Ze hief haar hand, aaide over zijn stoppelbaard en even vergat hij alles om zich heen. Ze draaide zich om en liep heupwiegend de draaideur van het ziekenhuis door.
Grant voelde de opwinding van haar verleidelijke bewegingen door zijn spieren trekken. Hij zuchtte diep terwijl hij haar nakeek. Voor het eerst sinds lange tijd was hij vol leven, bevrijd, gelukkig en tegelijk op zijn hoede. Iets in hem schreeuwde dat hij uit haar buurt moest blijven.
Hij schudde het idee wat hij met Leyla wilde doen van zich af, zette een paar stappen, tot vlak voor het drukke zebrapad, en ademde de frisse winterlucht diep in. De voorbijtrekkende drukte van de stoppende en optrekkende voertuigen, de taxi’s, de busjes en ambulances, ging aan hem voorbij. Voor een moment stond de wereld stil. Hij voelde zich goed. Eindelijk! Alles was voorbij. Bovendien had hij een date met de vrouw waar hij de laatste dagen steeds vaker aan dacht. Als bij toeval was ze opnieuw zijn leven in gewandeld. Het lot moest hem goedgezind zijn. Na alle narigheid was het nu zijn tijd.
Grant gooide zijn hoofd in zijn nek, sloot zijn ogen, en liet de zachte sneeuwvlokken over zijn gezicht lopen. Alles was mooi. Alles was perfect. Van nu af aan zou hij er alles aan doen om geen druppel alcohol meer aan te raken.
Grant schrok op van getoeter, opende zijn ogen en zag een glimmende limousine met geblindeerde ramen naast de stoep stoppen. Het raam aan de bijrijderskant ging omlaag. De chauffeur wenkte en nieuwsgierig stapte Grant naar voren.
‘Meneer Grant?’
‘Eh. Ja, hoe eh…’
Nog voor hij zijn zin af kon maken sprong de man uit de auto en opende het portier. ‘Lord Sinclair gaf mij de opdracht om u op te halen.’
‘Mijn oom? Hij heeft blijkbaar iets goed te maken. Nou, prima.’ Grant stapte in en nam plaats op de lederen bank, terwijl de chauffeur het portier achter hem dichtdeed. Zonder verder nog iets te zeggen, ging de man met het petje weer achter het stuur zitten, startte de wagen en trok langzaam op.
Grant liet zich achterover zakken en keek naar het veranderende uitzicht dat aan hem voorbijtrok. Weg van het ziekenhuis. Weg van de hectiek van de drukke stad.
De auto sloeg af naar een smal landweggetje. Reed het buitengebied van Denver uit, door steeds rustiger wordend landschap, dat veranderde in groene stroken.
Nog altijd kreeg Grant een nostalgisch gevoel als hij naar zijn oom reed. De reis bracht herinneringen terug uit zijn jeugd, die een wereld van verschil leek in vergelijking met zijn chaotische leven nu.
Zijn dochter Riley kwam er vroeger graag. Bij oom Sinclair spelen! Beelden van haar schoten door hem heen, of hij wilde of niet. Riley. Sinclair was dol op haar. Hij verwende haar schromelijk met spullen die Grant zich niet altijd kon veroorloven. Ze kreeg alles wat ze wilde, niets was hem te gek. Alsof Sinclair de verloren tijd met Grant in wilde halen.
De auto reed de grintweg op, en de villa in de verte gaf Grant de vervlogen herinneringen aan zijn jeugd verder terug.

Hij had er vanaf zijn zestiende gewoond, vanaf het ongeluk van zijn ouders. Hij was zijn oom nog altijd dankbaar dat hij de zorg voor hem op zich genomen had, ook al zag hij Sinclair bijna niet en was hij erg eenzaam geweest in het enorme huis waarvoor het voertuig tot stilstand kwam. Alleen tijdens feestdagen was het anders, dan was het gezellig omdat zijn oom ook thuis was. Alle andere dagen was hij alleen. Sinclair was op pad, voor zaken. Overnames. Dingen waar Grant niet mee bezig was op zijn zestiende. Toch probeerde hij er het beste van te maken. Bijgestaan door privéleraren en de vele huishoudsters, tuinmannen en ander personeel. Inez in het bijzonder. Hij had speciale herinneringen aan haar. Vooral van zijn achttiende verjaardag en van een regenachtige dag waarop hij alleen met haar was. Ze was zeker dubbel zo oud als hij…
Grant zuchtte en wuifde de herinnering weg.
De chauffeur opende het portier, en Grant stapte uit, trok zijn shirt recht en klopte zijn jeans af voor hij verder liep, naar de deur van het enorme gebouw die openzwaaide voor hij kon aankloppen.
Een vrouw van middelbare leeftijd kwam aangerend, haar armen opengesperd. ‘Ai, Connor. Je bent hier!’ Ze omarmde hem stevig en riep van alles in het Spaans, waar hij nog steeds niets van begreep.